100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Hoofdlijnen Nederlands Recht h1t/m8 $3.34   Add to cart

Summary

Samenvatting Hoofdlijnen Nederlands Recht h1t/m8

  • Course
  • Institution

Samenvatting van 42 pagina's voor het vak Privaatrecht, ondernemingsrecht aan de HHS

Last document update: 9 year ago

Preview 3 out of 42  pages

  • October 1, 2014
  • October 1, 2014
  • 42
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 10 Flashcards
$3.34 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat is geen functie van het recht ? A. anticiperende functie B. normatieve functie C. addiditionele functie D. instrumentele functie

Answer: A. Anticiperende functie De vierde functie van het recht is de geschiloplossende functie

2.

Welke van de volgende bronnen is geen rechtsbron? A. Verdrag B. Literatuur C. Gewoonte D. Jurisprudentie

Answer: B. Literatuur De vierde rechtsbron is de wet.

3.

Stelling: Bij het strafrecht gaat het OM tot vervolging over en bij het privaatrecht moet de burger zelf actie ondernemen. Juist of onjuist?

Answer: Juist. Kenmerkend van het strafrecht is dat de staat door middel van het openbaar ministerie actief optreedt teneinde sancties te eisen bij overtreding van de normen door de burger. Bij het privaatrecht dient de burger zelf actie te ondernemen om schadevergoeding te verkrijgen. De staat zal zich hierbij niet bemoeien.

4.

Wat regelt het staatsrecht? A. Het staatsrecht regelt welke sancties kunnen worden opgelegd door de rechter. B. Het staatsrecht regelt de wijze waarop het Nederlandse staatsbestel vorm wordt gegeven en de invloed die burgers daarop kunnen uitoefenen. C. Het staatsrecht regelt de besluiten die de overheid kan nemen. D. Het staatsrecht regelt welke staatsvorm een land heeft en hoe burgers hier invloed op kunnen uitoefenen.

Answer: B.Het staatsrecht regelt de wijze waarop het Nederlandse staatsbestel vorm wordt gegeven en de invloed die burgers daarop kunnen uitoefenen.

5.

De nationale wetgever is samengesteld uit: A. regering, Staten-Generaal en Koningin B. regering en Staten-Generaal C. regering en Tweede Kamer D. Eerste en Tweede Kamer

Answer: B. regering en Staten-Generaal

Flashcards 10 Flashcards
$3.34 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Jan zegt tegen Henk dat hij graag aan Henk zijn fiets wil geven als Henk bereid is om daarvoor zijn auto aan Jan te geven. Hoe duiden we dit voorstel van Jan? A. Jan nodigt Henk uit tot het doen van een aanbod. B. Het voorstel van Jan is een aanbod. C. De verhouding van Jan en Henk is privaatrechtelijk nog niet te duiden. D. Jan en Henk hebben een overeenkomst gesloten.

Answer: B. Het voorstel van Jan is een aanbod.

2.

Welke van de volgende personen is niet handelingsonbekwaam? A. de 12-jarige Emile die met toestemming van zijn 17-jarige broer een nieuwe fiets koopt B. de 42-jarige Marlies die onder curatele is gesteld wegens grote gokschulden C. de 16-jarige Ingrid die zonder toestemming van haar ouders een kinderwagen koopt om met haar man en dochtertje te kunnen wandelen D. de 32-jarige Bernard die is opgenomen in een psychiatrische inrichting

Answer: C. de 16-jarige Ingrid die zonder toestemming van haar ouders een kinderwagen koopt om met haar man en dochtertje te kunnen wandelen

3.

Waarvan is sprake bij dwaling? A. De gedwaalde is teleurgesteld over de uitwerking in de toekomst. B. Bij de gedwaalde is er geen sprake van een juiste voorstelling van zaken. C. De gedwaalde heeft een rechtshandeling verricht, omdat zijn wederpartij hem opzettelijk een bepaalde mededeling heeft gedaan. D. De gedwaalde is door ongewone pressiemiddelen van zijn wederpartij tot de rechtshandeling overgegaan.

Answer: B. Bij de gedwaalde is er geen sprake van een juiste voorstelling van zaken.

4.

Om te beantwoorden wat partijen in een concreet geval zijn overeengekomen, moet er worden gekeken naar: A. wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten B. het schriftelijke stuk dat partijen hebben ondertekend C. Fout de strekking van de contractsbepaling D. de inhoud van een schriftelijk stuk dat partijen hebben ondertekend en naar de context waarbinnen de transactie zich heeft afgespeeld

Answer: D. de inhoud van een schriftelijk stuk dat partijen hebben ondertekend en naar de context waarbinnen de transactie zich heeft afgespeeld

5.

Om een beroep te kunnen doen op een exoneratiebeding speelt een aantal factoren een rol. Eén van deze factoren is niet: A. de zwaarte van de schuld, mede aangenomen de aard en de ernst van de betrokken belangen B. de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid C. de wijze waarop het beding tot stand is gekomen D. de maatschappelijke positie en de onderlinge verhouding tussen partijen

Answer: B. de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid

Flashcards 10 Flashcards
$3.34 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

De wettelijke bescherming is het grootst bij iemand die werkzaam is op basis van: A. een arbeidsovereenkomst B. een overeenkomst tot aanneming van werk C. een overeenkomst van opdracht D. een uitzendovereenkomst

Answer: A. een arbeidsovereenkomst

2.

De norm van het goed werkgeverschap, zoals neergelegd in art. 7:611 BW kan worden vergeleken met het algemeen vermogensrechtelijke leerstuk: A. de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 BW B. wanprestatie ex art. 6:74 C. onrechtmatige daad ex art. 6:162 D. het arrest Van der Lely/Taxi Hofman van de Hoge Raad

Answer: A. de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 BW

3.

Kan een werknemer onder een door hem ondertekend concurrentiebeding uitkomen? A. Ja, de werknemer kan gewoon het concurrentiebeding overschrijden, de werkgever zal toch niet onderzoeken of de werknemer zich wel aan het concurrentiebeding houdt. B. Nee, de werknemer kan nooit onder het concurrentiebeding uit, hij heeft dit immers ondertekend. C. Nee, in beginsel niet, een uitzondering is echter indien de rechter het concurrentiebeding vernietigt dan wel matigt. D. Ja, een concurrentiebeding is namelijk altijd in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Answer: C. Nee, in beginsel niet, een uitzondering is echter indien de rechter het concurrentiebeding vernietigt dan wel matigt.

4.

Wanneer de werkgever er in de proeftijd achter komt dat een werknemer zijn werk niet naar behoren vervult en hij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen, hoe zal hij dat dan doen? A. direct ontslaan, dat mag immers binnen de proeftijd B. toestemming vragen aan het UWV Werkbedrijf en dan opzeggen met inachtneming van de opzegtermijn C. ontbinding vragen bij de kantonrechter D. toestemming vragen aan het UWV Werkbedrijf en dan opzeggen zonder inachtneming van de opzegtermijn, de opzegtermijn geldt immers niet bij een proeftijdontslag

Answer: A. direct ontslaan, dat mag immers binnen de proeftijd

5.

Het beginsel van art. 7:6 BW is dat de kooptitel bij een consumentenkoop van dwingend recht is. Hierop gelden een aantal beperkingen. Welke van de onderstaande uitspraken is niet juist? A. De afdelingen 7.1.8-12 zijn niet van dwingend recht. B. Op het dwingende karakter kan een inbreuk worden gemaakt door een standaardregeling. C. Het dwingendrechtelijke karakter geldt niet voor vijf in art. 7:6 BW genoemde artikelen. D. Het dwingende karakter geldt niet voor de consumentenkoop van een zaak die niet nieuw meer is.

Answer: D. Het dwingende karakter geldt niet voor de consumentenkoop van een zaak die niet nieuw meer is.

Flashcards 10 Flashcards
$3.34 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat wordt niet aangemerkt als een onrechtmatige daad? A. een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht B. een inbreuk op een verbintenis C. een inbreuk op een recht D. de schending van een zorgvuldigheidsnorm

Answer: B. een inbreuk op een verbintenis

2.

Stel dat de gemeente een plek waar werkzaamheden plaatsvinden niet goed heeft afgesloten, waardoor u per ongeluk een plank op uw hoofd krijgt. Kan er sprake zijn van gevaarzetting? A. Nee, want het was voor de gemeente niet te voorzien dat er een plank zou kunnen vallen. B. Ja, want de gemeente had met eenvoudige middelen een gevaarlijke situatie kunnen voorkomen. C. Ja, want de gemeente had kunnen weten dat een normaal denkend en handelend persoon de werkzaamheden niet ontwijkt. D. Nee, want een normaal denkend en handelend persoon had niet zo dicht langs de werkzaamheden gelopen.

Answer: B. Ja, want de gemeente had met eenvoudige middelen een gevaarlijke situatie kunnen voorkomen.

3.

Een kind dat niet kan zwemmen belandt in een sloot. Het kind bevindt zich in een verschrikkelijke positie, waardoor het aan het verdrinken is. Een dove man loopt langs de sloot, maar ziet het kind niet. Ook het geroep van het kind kan hij niet horen. Het kind verdrinkt. Is de dove man hiervoor aansprakelijk? A. Ja, op grond van art. 6:165 BW is de dove man aansprakelijk, omdat een onrechtmatige daad ook kan worden toegerekend aan een persoon met een lichamelijke tekortkoming. B. Ja, want art. 6:165 BW is geschreven voor actief en passief gedrag. C. Nee, art. 6:165 BW is alleen geschreven voor de gevallen van actief gedrag. D. Nee, want de dove man valt geen verwijt te maken.

Answer: C. Nee, art. 6:165 BW is alleen geschreven voor de gevallen van actief gedrag.

4.

In welk geval heeft een benadeelde geen recht op smartengeld? A. indien de aansprakelijke persoon het immateriële nadeel opzettelijk heeft toegebracht B. indien de nagedachtenis van een overledene tot in een bepaalde graad is aangetast C. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast D. indien de benadeelde verdriet heeft om het overlijden van een naaste

Answer: D. indien de benadeelde verdriet heeft om het overlijden van een naaste

5.

U constateert tijdens de afwezigheid van uw buurman dat er rookwolken uit het dakraam van zijn huis komen. Met een toevallig voor het grijpen liggende stok slaat u een ruit in van de keukendeur om zodoende toegang tot het huis te krijgen. Binnen een paar minuten weet u de brand te doven. Uw buurman vordert schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, u heeft immers een ruit ingeslagen. Welk verweermiddel heeft u? A. Er was sprake van een wettelijk voorschrift. B. Er was sprake van noodweer. C. Er was sprake van een ambtelijk bevel. D. Er was sprake van overmacht.

Answer: D. Er was sprake van overmacht.

Flashcards 10 Flashcards
$3.34 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Gerard verhuurt zijn surfplank met uitrusting aan Henk gedurende een periode van drie weken voor de prijs van € 75. Wat behoort tot het goederenrecht? A. de prijsafspraak tussen Gerard en Henk met betrekking tot de huur B. de relatie tussen Gerard en zijn surfplank plus uitrusting C. de periode van de huur

Answer: B. de relatie tussen Gerard en zijn surfplank plus uitrusting

2.

Wat valt niet onder het begrip 'goed'? meerdere antwoorden mogelijk A. verbintenissen B. zaken C. vermogensrechten D. gas E. onroerende zaken F. roerende zaken

Answer: A. verbintenissen D. gas

3.

Welke van de volgende objecten kan men als 'zaak' kwalificeren? meerdere antwoorden mogelijk A. vliegtuig B. lucht C. paperclip D. octrooirecht

Answer: A. vliegtuig C. paperclip

4.

Waar zijn de Onteigeningswet en de Woningwet een voorbeeld van? A. Inbreuk op een eigendomsrecht door wettelijke voorschriften B. inbreuk op een eigendomsrecht door de rechten van anderen C. inbreuk op een eigendomsrecht door regels van ongeschreven recht

Answer: A. Inbreuk op een eigendomsrecht door wettelijke voorschriften

5.

Wat is een heersend erf en wat is een dienend erf? A. Een heersend erf bezit een erfdienstbaarheid. B. Het dienend erf bezit een erfdienstbaarheid. C. Zowel het heersende en het diende erf bezitten een erfdienstbaarheid. D. Degene die retributie betaalt bezit het dienende erf.

Answer: A. Een heersend erf bezit een erfdienstbaarheid.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Laura1701. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

94340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$3.34  2x  sold
  • (0)
  Add to cart