100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Colleges ontwikkelings- en onderwijspsychologie incl. samenvatting Education Psychology $4.87   Add to cart

Summary

Colleges ontwikkelings- en onderwijspsychologie incl. samenvatting Education Psychology

  • Course
  • Institution
  • Book

Uitwerking van de zes colleges van ontwikkelings- en onderwijspsychologie, aangevuld met een samenvatting uit het boek Educational Psychology van Anita Woolfolk Hoy. Deze colleges zijn gevolgd in verband met het NVO-pluspakket (SPO) aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Preview 4 out of 42  pages

  • Yes
  • October 16, 2018
  • 42
  • 2018/2019
  • Summary

7  reviews

review-writer-avatar

By: lvanbergen • 3 year ago

review-writer-avatar

By: dianadebbagh • 3 year ago

review-writer-avatar

By: mience • 4 year ago

Translated by Google

Good summary and clear notes regarding the lectures

review-writer-avatar

By: suzannekanters • 4 year ago

review-writer-avatar

By: tessantema • 3 year ago

review-writer-avatar

By: mariekedijkstra • 4 year ago

review-writer-avatar

By: Fennelien • 4 year ago

avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 165 Flashcards
$3.28 4 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wie is de grondlegger van de psychologie (1980) en wie waren zijn leerlingen? (H1)

Answer: William James. Leerlingen van hem waren o.a. G. Stanley Hall (1e president APA) en John Dewey (onderwijspsycholoog). Door Dewey kwam het Delta onderwijs tot stand.

2.

Welke \'kijk\' stond in 1940/1950 centraal? En in 1960/1970? Wat is de huidige visie? (H1)

Answer: 1940/1950: Individuele verschillen, testen en leergedrag. Het behaviourisme (leren door beloning) stond centraal. 1960/1970: Cognitieve ontwikkeling en leren van concepten geheugen. Gedrag is niet alles, er wordt niet alleen geleerd door straffen en belonen. Recent: Invloed van cultuur en sociale factoren op ontwikkeling en leren. Kind (persoonlijkheid) ecologische factoren (omgeving)

3.

Wat is Zelf-effectiviteit / Self-efficacy? (H1)

Answer: Iemands gevoel om effectief met een bepaalde taak om te kunnen gaan. Het geloof over persoonlijke competentie in een bepaalde situatie. Het is iets anders dan zelfvertrouwen. In het geval van een docent gaat het om het vertrouwen dat een leraar heeft dat hij ook moeilijke leerlingen kan helpen te leren.

4.

Bij docenten is Zelf-effectiviteit (Self-efficacy) direct van invloed op (succes bij) leerling. Noem enkele voorbeelden. (H1)

Answer: - SE is een belangrijke voorspeller van succes bij leerlingen; - Zijn volhardender bij moeilijk lerende leerlingen; - Toename van SE in het eerste jaar les geven, maar afname SE in tweede jaar (het daadwerkelijk lesgeven is na school veel moeilijker en kent meer momenten om onzeker van te worden dan tijdens de studie); - SE is hoger bij hoge verwachtingen en bij hulp vanuit mededocenten en managment; - SE wordt vergroot door echte successen (niet van complimenten) en door training gericht op de dagelijkse praktijk (dus nogmaals: de dagelijkse praktijk is niet de schoolse situatie). - Leraren met hoge SE werker harder voor moeilijke lerende kinderen, kampen minder snel met burn-out klachten en zijn meer tevreden met hun baan.

5.

Wat zegt de literatuur over hoogbegaafde kinderen (wat is voor hen het beste) en waarom? (H1)

Answer: De literatuur zegt over hoogbegaafde kinderen dat voor hun het overslaan van een klas het meest effectief is; het heeft de meeste positieve lange termijn effecten, zowel academisch als sociaal. Zo vinden deze kinderen vaak een betere aansluiting bij oudere kinderen. Het hangt echter wel af van individuele eigenschappen als intelligentie, rijpheid en andere mogelijke oplossingen (bijvoorbeeld sneller door materiaal of materiaal van hoger niveau aanbieden). Hulp geven aan studenten voordat ze hier om vragen is weinig effectief, er moet namelijk sprake zijn van motivatie. Leerlingen meer controle geven over hun eigen leren is tevens niet altijd aan te raden. Zo zullen leerlingen met minder capaciteiten waarschijnlijk veel doen wat ze al kunnen en niet een moeilijkere taak aan gaan.

6.

Enerzijds wordt er beweerd dat onderwijzen een op theorie gebaseerde wetenschap is. Anderzijds wordt er gezegd dat onderwijzen ‘reflective’ is. Wat houdt dit in? (H1)

Answer: Bedachtzaam en inventief, reflecteren op situaties en hoe en waarom ze in deze situatie gehandeld hebben.

7.

Wat houdt observationeel/discriptief onderzoek in? En wat is etnography? (H1)

Answer: Correlationeel onderzoek waarbij er niet persé een oorzakelijk verband is. In dit type studie wordt er gedetailleerde informatie verzameld over specifieke situaties waarbij gebruik wordt gemaakt van observaties, interviews, surveys of een combinatie hiervan. Een benadering in de klas is etnography: focust op het leven binnen een groep en probeert de betekenis van (natuurlijke) gebeurtenissen te begrijpen.

8.

Noem voorbeelden van etnografisch onderzoek (H1)

Answer: Klinisch interview, gevalsbeschrijving, case study, participantobservatie.

9.

Wat is het verschil tussen longitudinaal onderzoek en cross-sectioneel onderzoek? (H1)

Answer: Bij longitudinaal wordt bijvoorbeeld iemand door zijn leven heen gevolgd op 7, 14 en 21-jarige leeftijd. Cross-sectioneel onderzoek is veel sneller (bijvoorbeeld een groep van 7, 14 en 21-jarigen op hetzelfde moment volgen en niet wachten tot het kind van zeven jaar oud 14 of 21 is geworden.

10.

Wat is micro-genetisch onderzoek? (H1)

Answer: Er wordt gedetailleerd onderzoek gedaan naar veranderingen in cognitieve processen. Verandering is een variabel en complex samenspel van factoren, vaak niet plotseling. Verandering verloopt vaak gradueel. Het gaat hierbij om het hoe; het begrijpen van het onderliggende mechanisme. Zo kun je onderzoeken of het geven van een compliment nut heeft, maar wanneer er wordt gekeken naar onderliggende mechanismen zou er onderzocht kunnen worden welk type compliment nut heeft, op welke manier, in welke context enzovoort.

Flashcards 108 Flashcards
$3.28 8 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wanneer herinneren we volgens Aristotelesd (384 voor Christus) dingen? (H7)

Answer: Als dingen op elkaar lijken, wanneer ze contrateren (overeenkomst) en wanneer ze samen optreden (contiguity)

2.

Wat is het \'White coat syndroom\' ? (H7)

Answer: Bloeddruk gaat omhoog bij het zien van een witte jas (klassieke conditionering, Pavlov)

3.

Wat is klassieke conditionering (Pavlov)? Leren door .... (H7)

Answer: Klassieke conditionering is leren door associatie. Het leren betreft automatische reflexmatige emotionele- en fysiologische reacties (bijvoorbeeld zweten, bloeddruk omhoog) op een eerder neutrale stimulus. Hoe vaker er twee zaken naast elkaar worden gezet, hoe meer verband er komt tussen stimuli.

4.

Geef een voorbeeld van klassieke conditionering (H7)

Answer: Een hond gaat kwijlen wanneer hij eten krijgt. Wanneer er een bel wordt geluid telkens bij het geven van eten, zal het dier uiteindelijk kwijlen bij het horen van de bel zonder dat hij eten krijgt. Door klassieke conditionering kunnen mensen of dieren dus getraint worden om onwillekeurig op een stimilus te reageren die voorheen geen effect had.

5.

Wat is het uitgangspunt van operante conditionering (Skinner)? (H7)

Answer: Uitgangspunt van operante conditionering is dat een bekrachtiger of straf zorgt voor het leren van nieuw gedrag. Een bekrachtiger versterkt of herhaald gedrag en straf zorgt er voor dat gedrag afzwakt of afneemt.

6.

Hoort het ABC-schema bij klassieke- of operante conditionering, leg uit. (H7)

Answer: ABC-schema hoort bij operante conditionering. Antecedent (gebeurtenis) -> Behavior (gedrag) -> Consequence (gevolg) Consequentie is de bekrachtiger of straf, wat levert gedrag iemand op?

7.

Wat is \'reïnforcement\'? (operante conditionering, H7)

Answer: Het gebruik van consequenties om het gedrag te versterker (door gewilde stimilus te geven of vervelende stimilus weg te halen. Wordt vaak gezien als beloning).

8.

Wat is een \'reïnforcer\'? (operante conditionering, H7)

Answer: Elke gebeurtenis die volgt op een gedraging en de waarschijnlijkheid dat gedrag nogmaals wordt vertoont. Is een consequentie die ervoor zorgt dat het gedrag versterkt, dus per definitie vaker of langer dan bij gereïnforced gedrag.

9.

Noem een voorbeeld van een positieve straf (Type I) en een voorbeeld van negatieve straf (Type II). (Operante conditionering, H7)

Answer: Positieve straf Type I is het presenteren van iets vervelends. Bijvoorbeeld wanneer een kind iets stouts heeft gedaan, in de hoek zetten. Negatieve straf Type II is het weghalen of weerhouden van iets leuks. Bijvoorbeeld wanneer een kind een regel heeft overtreden, niet laten gamen. Straffen gaat om afname van gedrag.

10.

Noem een voorbeeld van Positieve bekrachtiging (\'Beloning\') en een voorbeeld van Negatieve bekrachtiging (\'Ontsnapping\'). (Operante conditionering, H7)

Answer: Positieve bekrachtiging is het presenteren van iets leuks. Bijvoorbeeld wanneer iemand moet studeren, achteraf belonen met stukje chocola. Negatieve bekrachtiging is het verwijderen of weerhouden van iets vervelend. Bijvoorbeeld wanneer dochter de tafel heeft afgeruimd, hoeft ze niet de afwas te doen. Beide zorgen voor toename van gedrag.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LSZ. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

100169 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.87  26x  sold
  • (7)
  Add to cart